Glossarium: TENORE DI GRAZIA

In dit bericht wordt de technische term TENORE DI GRAZIA in een paar zinnen uitgelegd, met links naar praktijkvoorbeelden.

Tenore di grazia

(Italiaans, letterlijk: “tenor van (met) gratie”) is een Italiaanse operaterm voor een type tenor dat ligt tussen de tenore leggiero (in het Duits: Spieltenor of tenorbuffo) en de zwaardere tenore lirico (lyrische tenor). Het wordt vooral gekenmerkt door elegante frasering, beweeglijkheid van de stemvoering en een meestal warme (“zoete”) of zeer heldere stemkleuring. Het genre ontstond in de grote periode van de romantische belcanto stijl tussen ca. 1810-1850, waarin dit tenortype vaak de rollen kreeg toebedeeld van jeugdige geliefden of helden (Bron: Wikipedia)

 

 

 

Tito Schipa

Tito Schipa werd in 1888 in Lecce geboren. Over zijn familie is niet veel bekend, naar verluidt was het de bisschop van Lecce die hem ontdekte. Hij maakte zijn debuut in 1910 met La traviata en zijn eerste optreden in La Scala was in 1915. In 1917 zong hij in de première van “La rondine” van Giacomo Puccini.
Zijn stem was niet de stralende van een Caruso, maar was eerder klein en troebel en kan meer omschreven worden met het woord droefheid. Hij behoorde tot de groep van de “Tenore di Grazia”, wier techniek zich niet richtte op het strottenhoofd (maximaal volume) maar op de adem, waardoor er minder luchtstroom was maar meer draagkracht, wat in grote operahuizen als het Teatro in Colon leidt tot een verbazingwekkende helderheid en aanwezigheid, zelfs in de verste gelederen. Met deze grote techniek en een griezelige muzikaliteit (zo componeerde hij in 1935 een operette, die hij zelf dirigeerde) wist Schipa te overtuigen met een rijkdom aan nuances. Schipa’s stem is vooral mooi in de opera’s van Massenet (Werther en Manon)
Allor, sta proprio qua?..O natura di grazia piena, (Werther)

 

 

Alfredo Kraus

.
“Il piccol legno” is een vissersliedje uit Rossini’s “Guillaume Tell” in de oude stijl, met hoge moeilijke passages die de stem een keer naar C en een keer naar B brengen.
Alfredo Kraus was, samen met Nicolai Gedda, de beste “tenore di grazia” van de naoorlogse periode. Rossini schreef de hooggeschreven rol van Arnold voor dit stemtype van de “lyrische Heldentenor”. Kesting (“de grote zangers”) spreekt vol lof over Kraus’ “il piccol legno ascendi”: “Zijn stem verandert op magische wijze in een zilveren trompet, die topnoten produceert waarvoor elke andere tenor van zijn soort kaarsen zou aansteken.”

Il piccol legno ascendi (Accours dans ma nacelle) Kraus

 

Peter Lutz, Opera-Inside, de online operagids.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *